Een terrein van tien hectare groot, met bos, hooilanden en rietmoeras. Le Vivier is een thuis voor planten, dieren en mensen. Dit natuurgebied bevindt zich in het Waalse Escanaffles en is het resultaat van een samenwerking tussen Vlaamse en Waalse natuurliefhebbers. “De natuur kent geen taalgrens”, zeggen Benoît Gauquie en Kristof Scheldeman. Dankzij het werk…
Een zonnige nazomerdag, met uitzicht op de Kluisberg en hoogspanningskabels. Aan de rand van een landweg staat een kleurrijke groep. Frans en Nederlands klinken door elkaar. “Ik ben van Wevelgem”, zegt een vrouw, “Als er natuur te beheren is, dan ben ik er bij.” “En ik ben uit de buurt. Le Vivier is quasi mijn achtertuin”, zegt een man. Ze staan met een groepje van vijftien te pauzeren, koffie of pils in de hand. De snoeischaren en bosmaaiers liggen aan hun voeten. Het karwei van de dag: scheuten van populieren verwijderen, waardoor bomen meer kans krijgen om te groeien.

Er is nog een park werk te doen. Le Vivier is immers een vrij recent natuurgebied. Het heeft een totale oppervlakte van tien hectare, waarvan vier hectare vochtige hooilanden en zes hectare rietmoeras. “Het is een botanisch bijzonder interessant gebied”, zegt Benoît Gauquie uit Doornik. Hij is voorzitter van de lokale kring van de Cercles des Naturalistes de Belgique, een natuurvereniging. “Le Vivier is een mix van biotopen, hier zijn zoveel planten- en diersoorten. Uniek is dat de ondergrondse waterlaag dicht bij de oppervlakte zit. Ondanks de droge zomers is het hier heel groen gebleven.”
Kristof Scheldeman treedt hem bij: “Dit is unieke natuur.” De naar Gent uitgeweken Vlaming uit Escanaffles beheert al lange tijd een privaat deel van het huidige natuurgebied. “Ik ben blij het perceel bij het natuurgebied te kunnen voegen”, zegt Kristof.

Het is niet de bedoeling om van Le Vivier een afgesloten gebied te maken, het is natuur waar iedereen van zou moeten kunnen genieten. “We willen paden aanleggen waardoor mensen er kunnen wandelen. Maar we voorzien ook zones waar enkel planten en dieren vertoeven, waar de natuur extra bescherming nodig heeft.”
Le Vivier is er gekomen door een krachtenbundeling van het Vlaamse Natuurpunt en de Waalse verenigingen Ardenne & Gaume en de Cercles des Naturalistes de Belgique. De ene vereniging brengt kapitaal en capaciteit binnen, de andere dan weer enthousiasme, vrijwilligers of een beheersplan. De samenwerking werkt goed, van de bestuursvergaderingen tot de natuurbeheerswerken op het terrein.

“Het is inderdaad uitzonderlijk dat een Vlaamse vereniging investeert in Wallonië”, zegt Kristof, “We lopen hier subsidies mis die we in Vlaanderen wel zouden krijgen. Maar we moesten dit doen”, knipoogt hij. “We zijn heel blij dat Natuurpunt hier wilde investeren. We hebben in Wallonië geen krachtig aankoopbeleid voor natuur zoals Vlaanderen dat heeft”, zegt Benoït, “Het natuurbeleid in Wallonië is minder ambitieus uitgebouwd. Twintig procent van de oppervlakte in onze regio zou natuur moeten zijn, we zitten amper aan 2,5 procent. Groen is het wel, maar in de Ardennen gaat het bijvoorbeeld vaak om bosbouw. Het ziet er nu wel naar uit dat dit wel kan veranderen met de nieuwe Waalse regering die natuur een grotere rol geeft.” De Doornikse afdeling van de Cercles des Naturalistes de Belgique heeft momenteel vier reservaten in beheer, waarbij Le Vivier een heel welgekomen nieuwkomer is. “We hopen een erkenning binnen te halen als natuurgebied. Dat zal de beste garantie op bescherming bieden voor planten en dieren.”

De vrijwilligers van Le Vivier komen van overal, uit heel Zuid-West-Vlaanderen en Wallonie picarde en vooral ook uit Avelgem, waar een heel actieve groep van Natuurpunt actief is. Maar evengoed komen mensen uit Escanaffles een handje helpen. “Dit is geen banaal gegeven hé, zegt Benoît, “De mensen hier zijn fier en blij dat ze een dergelijk groot gebied hebben in de gemeente. We liggen hier wat in de periferie, dus is het goed om een dergelijke ontwikkeling te hebben.”

Tijdens het snoeien van de populierenscheuten klinken Frans en Nederlands vrolijk door elkaar. Vandaag is een dag met veel vrijwilligers. Soms zijn het er weinig, soms zijn het er veel. “Het heeft tijd nodig om een groep te bouwen”, zegt Benoît, “Veel van de vrijwilligers van onze afdeling van de Cercles des Naturalistes de Belgique wonen in het zuiden van de regio Doornik, door de afstand zijn we hier met wat minder. Maar de groep groeit.”

Loopt alles dan zo vlot in de samenwerking? “Jawel hoor”, lacht Kristof, “Het enige waar we eigenlijk problemen mee hebben, dat is met de namen van de planten en dieren, door onze verschillende talen. Het kost ons soms wel wat tijd om te achterhalen over welke specifieke vogel een Waalse collega het heeft. Maar we hebben goede naslagwerken en we leren meer en meer woorden van elkaar.”
Bart Noels

Meer info
Une réponse à ““De natuur kent geen taalgrens.””
[…] Een paar kilometer van het voormalige festivalterrein bevindt zich nu een natuurgebied. Maak kennis … […]